Start methoden


1. De lierstart:

De veruit meest gebruikte start methode is de lier. Bij de start accelereert het vliegtuig in een paar seconden tot ongeveer 110 kilometer per uur. Hierdoor gaat het vliegtuig vliegen en neemt een steeds steilere hoek aan tot wel zo'n 45 graden. Na ongeveer 30 seconden is een bepaalde hoogte bereikt, dit hangt af van o.a. de lier, de steilheid en de wind (de ene keer kun je dus op 300 meter komen, de andere keer op 800 meter). Het zweefvliegtuig is nu bijna recht boven de lier. De lierist sluit het gas, de zweefvlieger merkt dat de lierkabel minder snel wordt binnen gelierd en ontkoppelt de kabel. Daarna wordt de kabel snel ingelierd, zodat hij niet in de knoop raakt. De kabelparachute helpt hierbij door de luchtweerstand die hij opwekt, hierdoor loopt de kabel minder snel van de trommel en is er dus minder kans op schade aan de lier.

2. De sleepstart:

Een sleepvliegtuig sleept een zweefvliegtuig met een nylonkabel van zo'n 50 meter lengte omhoog. De piloot van het zweefvliegtuig zorgt ervoor dat zijn vliegtuig tijdens het slepen op ongeveer gelijke hoogte als het sleeptoestel vliegt. Zit het zweefvliegtuig te hoog, dan wordt de staart van de sleper omhoog getrokken. Zit hij te laag, dan zou het sleepvliegtuig in een overtrokken toestand terecht kunnen komen. Als de gewenste hoogte en plaats is bereikt, signaleert de sleepvlieger dat door even met zijn vleugels te wiebelen (links-rechts-links) of met de radio een boodschap te geven, waarna de zweefvlieger ontkoppelt. De twee vliegtuigen vliegen volgens een vast patroon uit elkaar. Het motorvliegtuig maakt een dalende bocht naar links, het zweefvliegtuig maakt een stijgende bocht naar rechts. Hierbij wordt de hogere snelheid van het zweefvliegtuig omgezet in hoogte aangezien de snelheid van de sleepkist meestal een kilometer of twintig boven de optimale snelheid van de zweefkist ligt.

3. De zelfstart:

Er is ook nog een derde methode: de zelfstart. Daartoe is het zweefvliegtuig uitgerust met een uitklapbare propeller. Daarmee start het zweefvliegtuig net als een motorvliegtuig vanaf de grond, maar op ongeveer 500 meter aangekomen wordt deze stilgezet en ingeklapt. Bijkomend voordeel: is er geen thermiek in de buurt te vinden?, dan kan de propeller weer worden uitgeklapt om een eindje verderop het opnieuw te proberen of om het landingsveld te halen als je te laag zit.